De grote klokkenroof

In 1942 ging de Tweede Wereldoorlog zijn derde jaar in. De oorlog was vastgelopen en de geallieerden waren aan de winnende hand.

Nadat nazi-Duitsland in de lente van 1940 West-Europa veroverd had, was de oorlog in het oosten vastgelopen in Stalingrad en ook in Noord-Afrika verloren de Duitsers terrein. Daarenboven waren de Verenigde Staten nu ook in oorlog, na de Japanse aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941. En net op dat moment kampte nazi-Duitsland met een groot gebrek aan grondstoffen voor de oorlogsindustrie.

Klokken voor kanonnen

Vooral metalen werden aangeslagen: potten en pannen, brouwketels, machines, ijzeren wrakken,… Ook de bronzen klokken in kerktorens en elders kwamen hiervoor in aanmerking. Net zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog besliste de bezetter om in België de klokken te inventariseren en een deel ervan in beslag te nemen. In het besluit van september 1942 – de zgn.’Glockenaktion’ - werd afgesproken dat in elke kerk minstens één klok mocht blijven hangen. De klokken werden ingedeeld in 4 categorieën: de A- en B-klokken werden direct in beslag genomen, de D-klokken zouden omwille van hun historisch of cultureel belang in principe behouden blijven en over de tussencategorie (C ) moest men nog eerst verder onderzoek doen. De kerkbesturen moesten alle klokken aanmelden bij de ‘Rüstungsinspektion’.

Uiteraard kwam er direct protest tegen de ‘Glockenaktion’. In de herderlijke brief van kardinaal Van Roey, voorgelezen in alle kerken op 21 maart 1943, fulmineerde het kerkhoofd tegen de inbeslagname van de kerkklokken en tegen de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Er werd een ‘Commissie voor het behoud van kerkklokken’ in het leven geroepen, die weliswaar met de Duitse bezetter samenwerkte maar de confiscatie zo veel mogelijk probeerde te vertragen.

Ook in Bierbeek

(hiernaast de twee opgeëiste klokken uit Bierbeek)

Uit de toren van de Sint-Hilariuskerk in Bierbeek werden 3 klokken weggehaald: uit de inventaris blijkt dat alleen de ‘Hilariusklok’, een historische klok uit 1807, blijven hangen is. In 1955 had men genoeg geld verzameld voor 2 nieuwe klokken: de ‘Walterklok’ en de ‘Martinusklok’ werden allebei gegoten door de Leuvense klokkengieter Sergeys. Dooppeter en meter van de Walterklok waren burgemeester H. Lodewijckx en mevrouw Van Aerschot-Van Laer en voor de Martinusklok raadslid Th. De Ridder en mevrouw Stevens-Daemen.

In Opvelp werd de zeldzame en historische Steylaert-klok uit 1572 gelukkig bewaard. De tweede klok werd meegenomen, maar later teruggevonden bij de firma Van Campenhout in Haren. De ‘Lambertusklok’ was echter dermate beschadigd dat zij hergoten moest worden. Zij werd opnieuw ‘gedoopt’ in 1949, peter en meter waren Petrus Havet en Maria Deproost.

De kerken van Korbeek-Lo en Lovenjoel, waar slechts één klok hing, bleven gevrijwaard. Ook in de kapellen van de Brempt, Salve Mater en Sint-Kamillus bleven de kleine klokjes hangen.

Oorlogsschade

In totaal werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 80.000 klokken in beslag genomen. In België ging het om 4.568 klokken met een totaal gewicht van 3.794 ton. Daarvan werden slechts 373 klokken teruggevonden. In deze aantallen is geen rekening gehouden met klokken die verloren gingen bij bombardementen van kerkgebouwen. De kosten werden deels verhaald als oorlogsschade.

Overigens was dit niet de eerste keer dat klokken geroofd werden. Dit gebeurde al vanaf de beeldenstorm (16de eeuw) en kende zijn hoogtepunt tijdens de periode na de Franse revolutie (1790-1799), toen vele kerken en kloosters gesloten en leeggeroofd werden. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog werden 20.000 klokken in beslag genomen, de meeste in Duitsland.

Liebrecht Salen, voor de werkgroep oorlog&vrede